In 1932 begon Francis M. Pottenger een tienjarige studie (1) naar de samenhang tussen de bereiding van voeding en de gezondheid van zo’n negenhonderd katten. Pottenger was een zeer vooraanstaand arts en was voorzitter van verschillende beroepsverenigingen, waaronder de Los Angeles County Medical Association, The American Academy of Applied Nutrition en The American Therapeutic Society.
Pottenger had een extract van het schors van de bijnier van koeien en stieren ontwikkeld, dat gebruikt werd bij de behandeling van tuberculose. Omdat de potentie van het extract sterk kon verschillen, werd de potentie bepaald door testen op katten.
Pottenger omringde zijn katten met alle mogelijke zorgen maar ondanks een dieet van verse rauwe melk, levertraan en gekookt slachtafval vertoonden de katten verschijnselen van voedingstekorten. Ze hadden een zwakke gezondheid en gingen gemakkelijk dood. De voortplanting was problematisch en de jonge katten die geboren werden, vertoonden afwijkingen aan het skelet en de organen.
Op een gegeven moment had Pottenger zoveel katten te voeden, dat hij het slachtafval niet meer kon koken en hij begon een gedeelte van de katten te voeren met vers en rauw slachtafval. Tot zijn verbazing werd de gezondheid van deze katten al snel beter dan die van de katten die nog steeds gekookt slachtafval kregen. Dit was voor hem reden om zijn onderzoek op te zetten. In dit onderzoek werden 900 katten gebruikt. Het voldeed aan de hoogste eisen van de toenmalige wetenschap. Het is, merkwaardig genoeg, nooit herhaald.
3.1) De katten studies
Wat niet genoeg benadrukt kan worden is dat het nu niet gaat over een vergelijking van verschillende diëten zoals bij McCarrison. Deze studies gaan over hetzelfde dieet met als enig verschil de bereiding, rauw dan wel gekookt bij vlees of rauw dan wel met hitte bewerkt bij melk.
Bij melk werd onder meer het verschil onderzocht van verse rauwe onbewerkte melk, versus gepasteuriseerde melk, melkpoeder en gesuikerde gecondenseerde melk. Het bleek dat zelfs de voeding van de koeien die de melk leverden consequenties had voor de gezondheid van de katten die de melk consumeerden.
De vlees en melk studies waren als volgt opgezet.
De vlees studie
- Gezond dieet A :1/3 rauwe melk en levertraan + 2/3 rauw slachtafval.
- Ongezond dieet B :1/3 rauwe melk en levertraan + 2/3 gekookt slachtafval.
De melk studie
- Gezond dieet A :1/3 rauw slachtafval en levertraan + 2/3 rauwe melk.
- Ongezond dieet B :1/3 rauw slachtafval en levertraan + 2/3 melkpoeder.
- Ongezond dieet C : 1/3 rauw slachtafval en levertraan + 2/3 gesuikerde gecondenseerde melk.
- Ongezond dieet D : 1/3 rauw slachtafval en levertraan + 2/3 gepasteuriseerde melk.
Kort samengevat zijn de voornaamste resultaten van de studie als volgt:
Katten
In de vlees studie werd de ontwikkeling van de gezondheid van katten op rauw en gekookt slachtafval over een drietal generaties gevolgd. Hetzelfde beeld als bij de ratten diëten van McGarisson ontstond.
De katten op een geheel vers en rauw dieet mochten zich verheugen in een uitstekende gezondheid. Dit kwam tot uiting een moeiteloze voortplanting, goede uniforme ontwikkeling van het skelet en ruime kaken waarin alle tanden goed plaats hadden en mooie van gezondheid glanzende vachten met weinig haaruitval. Ontstekingen en ziekten van het tandvlees waren zeldzaam. De katten hadden een goede weerstand tegen infecties, vlooien en parasieten. Het waren vriendelijke dieren, met een stabiel humeur en ze beschikten over een goede coördinatie. Miskramen waren zeldzaam. De doodsoorzaak was meestal ouderdom. Sectie na overlijden toonden normale inwendige organen aan. Jaren nadat het onderzoek was afgelopen, viel het Pottenger op dat katten op een geheel rauw dieet erg lang leefden, vaak wel 20 jaar
De katten die gekookt vlees kregen toonden duidelijke verschillen in vergelijking met de rauwe voeding groep. Verschillen die groter werden bij de opvolgende generaties. Jongen uit dezelfde worp vertoonden grote verschillen in grootte en in skeletstructuur, met name in de ontwikkeling van het aangezicht, de kaken en de tanden. In de derde generatie waren de botten zo zacht, dat ze rubberachtig aanvoelden. Problemen met de ogen, infecties van inwendige organen, reumatiek, hartproblemen, onvoldoende schildklierfunctie, ontstekingen van de gewrichten en het zenuwstelsel, huidproblemen, allergieën, inwendige en uitwendige parasieten en vele andere ziekten en afwijkingen waren normaal. De coördinatie was slecht. Als de katten omhoog geworpen werden, dan hadden ze moeite om op hun poten neer te komen. Longontstekingen en ettergezwellen in de longen waren de meest voorkomende oorzaken van overlijden. De jonggeboren katten overleden ook vaak aan longontsteking en daarnaast aan diaree. Net zoals bij de ratten studies van Mc McCarrison werden er geen gevallen van kanker gerapporteerd. Ook werden er geen genetisch superieure katten gevonden, die zich aan de negatieve effecten van deze ongezonde voeding konden onttrekken.
De problemen met de ontwikkeling van het skelet geven aan dat er iets mis moest zijn met de calcium stofwisseling. De botten van de tweede en derde generaties jongen hadden een kalk- en fosfor-gehalte, dat een derde tot een half was van dat van jonge katten op het vers en rauw vlees dieet.
Interessant is dat ook het seksuele gedrag was veranderd, de katers waren lief en hadden weinig interesse in de poezen, maar daarentegen een levendige interesse in collega katers. De poezen vertoonden onderling ook abnormaal seksueel gedrag en waren geïrriteerd en vechtlustig. Dit soort gedrag werd nooit gezien bij de katers en poezen in de rauwe vlees en rauwe melkgroep. Met andere woorden, bij deze katten leidde het verhitten van voedsel naast ziekte ook tot homoseksueel gedrag.
In de melkstudie werden vier groepen katten vergeleken.
De verse rauwe en onbewerkte melk samen met het rauwe vlees produceerden generaties katten met een uitstekende gezondheid. Het bewerkte melk dieet kende drie varianten; gepasteuriseerde melk, melkpoeder en gesuikerde gecondenseerde melk. In alle drie de bewerkingen wordt de melk verhit.
De gezondheid van de katten op een dieet met gesuikerde gecondenseerde melk en met melkpoeder werd zeer zwaar beschadigd. De katten op gepasteuriseerde melk vertoonden ongeveer dezelfde schade als de katten op gekookt vlees in de vleesstudie.
Koeien
Belangrijk is de volgende variant van de vleesstudie. De rauwe, verse, onbewerkte melk kwam nu van twee verschillende groepen koeien. De ene groep koeien at vers gras in de wei, de andere groep gedroogd gras in de stal. De gezondheid van katten op gekookt vlees met verse, rauwe, onbewerkte melk van koeien die vers gras gegeten hadden was duidelijk beter dan die van katten op hetzelfde dieet, maar waarvan de melk kwam van koeien die gedroogd gras aten. Zelfs deze “bewerking” van de melk had dus duidelijke gevolgen voor de gezondheid van de katten!
Hamsters
Het effect van vers gras versus gedroogd gras werd bevestigd in een studie met hamsters, waaruit bleek dat zelfs een kleine temperatuur verhoging van vers gras in zakken die voor het vervoer van het verse gras gebruikt werden, negatieve consequenties voor de gezondheid van de hamsters had.
Deze laatste resultaten zijn heden ten dage nog belangrijker dan voor de tijd waarin Pottenger leefde. Vlees en melk van geheel met vers gras gevoerde koeien is moeilijk te krijgen. Bovendien, wat is de kwaliteit van het gras zelf? Hoe is het gemest?
Een moderne manier van verhitten van is met behulp van de magnetron. Deze was in de tijd van Pottenger nog niet bekend. Inmiddels is het een en ander bekend geworden over de effecten van het verhitten van voedsel op deze manier
3.2) De magnetron
Andersen rapporteert in “Science in Agriculture” (2) dat in een ongepubliceerde studie katten werden gevoerd met gekookt voedsel uit de magnetron. De gezondheid van deze katten werd zo nadelig beïnvloed, dat ze allen binnen enkele maanden overleden.
Deze studie werd niet gepubliceerd uit angst voor mogelijke rechtszaken aangespannen door de belanghebbende industrie.
Hendel en Ferreira memoreren een Engelse studie naar de gevolgen voor de gezondheid van het gebruik van de magnetron. Katten werden in een ruimte met alleen kunstlicht gehouden en kregen alleen voedsel en water uit de magnetron. De katten hadden daarbij de vrije keus uit verschillende soorten voedingsmiddelen, die echter allemaal in de magnetron gekookt waren. Alle katten overleden binnen een maand (3).
In Zwitserland heeft een studie door Hertel en Blanc over het effect van in de magnetron bereid voedsel op de gezondheid van volwassen mensen plaatsgevonden. De studie toonde aan dat voedsel dat in de magnetron was bereid veranderingen produceerde in de voedingsstoffen van het voedsel. Het bloed van de deelnemers aan de vijfdaagse proef vertoonde een bloedbeeld dat grote gelijkenis vertoonde met dat van mensen in een voorstadium van kanker. De resultaten van de studie waren dusdanig bedreigend dat de Zwitserse industrie de zaak in 1992 voor de Zwitserse rechter heeft gebracht. Deze heeft verdere publicatie van de resultaten van dit onderzoek verboden.
Blanc haakte geïntimideerd af. Hertel zette door en het Europese hof heeft hem in 1998 in hoger beroep in het gelijk gesteld. In Zwitserland is het nu onder andere voor restaurants verplicht om de bezoekers te informeren als ze de magnetron gebruiken.
Sally Fallon rapporteert (4) dat men, in sommige Amerikaanse ziekenhuizen, waar te vroeg geboren baby’s opgenomen waren, was begonnen met de gekoelde afgekolfde moedermelk op te warmen in de magnetron. De hoge sterfte onder de baby’s die aldus gevoed werden, was reden om met deze praktijk te stoppen en weer terug te gaan naar de oude wijze van opwarmen. Sommige mensen warmen het flesje voor de baby in de magnetron op. In het licht van het bovenstaande lijkt dit niet wenselijk.
3.3) Effecten op volgende generaties
Niet alleen heeft verhitting van het voedsel van katten nadelige gevolgen voor de lopende generatie ook de volgende generaties lijden daaronder. Van de katten in de vlees studie, die gekookt vlees kregen, werd de gezondheid elke generatie duidelijk slechter. In de eerste generatie was het aantal miskramen 25 procent. In de tweede generatie steeg dat naar 70 procent. De gezondheid in de derde generatie was zo slecht dat voortplanting niet meer mogelijk was. Alle derde generatie katten op gekookt vlees stierven voordat ze zes maanden oud waren en kregen dus geen jongen.
Als jonge katten, geboren uit de eerste generatie katten op een ongezond dieet, dus op gekookt vlees of met hitte bewerkte melk, weer op een volledig vers en rauw dieet gezet werden, verbeterde hun gezondheid aanmerkelijk. Echter, er waren meerdere generaties nodig om de nakomelingen van gedegenereerde eerste generatie katten weer in dezelfde staat van gezondheid terug te brengen als katten die altijd op een vers en rauw dieet hadden gestaan.
Simpelweg door het verhitten van voeding is het dus mogelijk om in één generatie zoveel schade aan te brengen, dat er meerdere generaties nodig zijn om de schade weer te herstellen.
Het lijkt erop dat de industriële bewerking van ons voedsel vergelijkbare consequenties voor de mens heeft. In dit verband is het interessant dat een onderzoek van de universiteit van Florida onthulde dat in 1929 het aantal zaadcellen van de gemiddelde Amerikaanse man 100 miljoen per milliliter zaad was. In 1973 was dit gedaald naar 60 miljoen. In 1980 was dit verder gedaald naar 20 miljoen. Dit onderzoek wordt geciteerd door Andersen in zijn eerder genoemd boek. Hij suggereert dat dit komt door de wettelijk verplichte toevoeging van synthetische vitamine B1 aan wit, met chloor gebleekt meel. Proeven met varkens wezen uit dat deze dieren steriel werden door de toevoeging van synthetische vitamine B1 aan hun voedsel. In dezelfde periode is de gemiddelde Amerikaan echter ook steeds meer steeds intensiever industrieel bewerkt voedsel gaan eten.
Sally Fallon rapporteert dat 25 procent van de Amerikaanse huwelijken onvruchtbaar is. Gabriel Cousens rapporteert, dat volgens het Kellogg Report van de 30 miljoen paren in 1980, met een vrouw in de vruchtbare leeftijd, er 44 procent zonder technische hulp geen kinderen kunnen krijgen (5).
Professor Belpomme rapporteert vergelijkbare ontwikkelingen voor Frankrijk in zijn eerder genoemd boek (6). Hij schrijft de groeiende menselijke onvruchtbaarheid toe aan de bijwerking van landbouwvergiften.
Hij maakt zich met name zorgen over de toenemende steriliteit van mannen. Iets wat volgens hem een volstrekt nieuw verschijnsel is en dat zich bij alle met uitsterven bedreigde diersoorten voordoet. Bij deze diersoorten is het verband tussen steriliteit van het mannetje en landbouwvergif zo goed als bewezen.
Het goede nieuws komt in dit verband van Dr. Schnitzer. Zijn ervaring is dat het bij mensen mogelijk is om de opgelopen schade snel te herstellen. Als ouders van ongezonde kinderen hun dieet volgens zijn voorschriften aanpassen, dan is het eerstvolgende kind in de regel weer goed gezond. Op het dieet van Dr. Schnitzer komen we uitgebreid terug. Schnitzer en Kousmine rapporteren dat steriliteit van de vrouw in 80% van de gevallen door aanpassing van het dieet is te genezen. Ook op Kousmine komen we terug.
In het volgende hoofdstuk laten we de onderzoekingen van Weston Price, een Amerikaanse tandarts, de revue passeren. Hij heeft onderzoek gedaan naar de eetgewoonten van primitieve samen-levingen met een uitstekende gezondheid over heel de wereld. Hij documenteert de nadelige gevolgen voor de gezondheid van deze samenlevingen als ze overstapten op modern, geraffineerd en industrieel bewerkt voedsel zoals dat in onze Westerse samenleving gangbaar is.