4) Gezonde Mensen

In 1939 publiceerde Dr. Weston Price het resultaat van zijn jarenlange onderzoekingen over de hele wereld naar de voeding en de manier van leven van samenlevingen van groepen mensen, die een uitstekende gezondheid hadden. Zijn boek heeft als titel “Nutrition and Physical Degeneration”.
Weston Price werd in Canada geboren in 1870 en studeerde in 1893 af in de tandheelkunde. Hij praktiseerde in de VS. Zijn artikelen genoten grote wetenschappelijke erkenning en zijn boeken over de tandheelkunde werden algemeen erkend als gezaghebbend.

In zijn praktijk kwam hij problemen bij de kinderen van zijn patiënten tegen, die de ouders zelf niet hadden. Deze kinderen hadden meer last van tandbederf dan hun ouders en daarnaast bleef de ontwikkeling van de kaken achter, zodat de tanden en kiezen hun plaats in de kaak niet goed konden innemen. Overbeten, onderbeten, tanden en kiezen die schots en scheef in de kaken groeiden, waren het resultaat. Verder viel het hem op dat de status van het gebit een weerspiegeling was van de algemene gezondheid. Hij vond slechte gebitten vooral bij mensen met een slechte gezondheid.
Goede gebitten daarentegen vond hij vooral bij mensen met een goede gezondheid.

Het was Price bekend dat de mensen in geïsoleerde, primitieve samenlevingen vaak over een uitstekend gebit en gezondheid  beschikten. Price besloot om wetenschappelijk onderzoek te doen naar de oorzaken hiervan. Zijn bevindingen waren verrassend.
Hij vond hele samenlevingen met geen of nauwelijks sporen van tandbederf, goede ontwikkeling van het aangezicht, de kaken en verdere botten, geen chronische of degeneratieve ziekten, laat staan psychoses en nauwelijks infectieziekten.
Zo ondervroeg hij bijvoorbeeld een Amerikaanse arts, Dr. Josef Romig, die onder de  Eskimo’s leefde. Deze rapporteerde dat hij in 35 jaar geen enkel geval van kanker had meegemaakt onder de Eskimo’s, die de traditionele voedingspatronen volgden. Als Eskimo’s, die het voedsel van de blanken aten tuberculose kregen, ging deze doktor er uiteindelijk toe over om ze terug naar hun geboortedorp te sturen, waar ze weer het traditionele voedsel moesten eten. Gewoonlijk herstelden ze dan.
Eskimo vrouwen op het traditionele dieet hadden geen enkel probleem met bevallingen. Een Eskimo vrouw, die in het totaal twintig kinderen had gebaard, beviel zo gemakkelijk, dat ze haar man niet eens meer wakker maakte als het kind kwam.

In elke primitieve samenleving waar de mensen uitstekende gebitten hadden en niet aan chronische ziekten leden toonde analyse van het voedsel aan, dat het rijk was aan voedingsstoffen, waar het toenmalige en huidige westerse dieet arm aan is.
Samenlevingen werden bestudeerd waar een gedeelte nog de traditionele voedingspatronen volgden en een ander gedeelte al was overgegaan op modern geraffineerd en bewerkt industrieel  voedsel.
Price deed onderzoek bij de Eskimo’s van Alaska en Noord Canada, Indianen in Noord Amerika, in Melanesië, Polynesië en Hawaii, bij zes verschillende stammen in Afrika, Australië, de eilanden in de straat van Torres, Nieuw Zeeland, de Andes in Peru en het Amazone gebied.

Twee onderzoeken uit het Europa van die tijd worden onderstaand samengevat;  de bevolking van het dal van de Loetschen in Zwitserland en de bevolking van de Buiten Hebriden, eilanden ten noordwesten van Schotland.

4.1) Het dal van de Loetschen in Zwitserland

Het dal van de Loetschen ligt op ongeveer 1500 meter hoogte in de Zwitserse Alpen tussen het Berner Oberland en Valais. Het Loetschentaler museum in Kippel documenteert de ongebroken geschiedenis van de menselijke bewoning van dit dal gedurende 4000 jaar. In de tijd van het bezoek van Price in 1931 leefden de bewoners in een aantal kleine dorpjes langs de rivier de Loetschen, die door het dal loopt.

De bewoners van het dal waren zo gezond, dat ze geen werk hadden voor een dokter of tandarts, laat staan voor een orthodontist. De lichamelijke ontwikkeling behoorde tot de beste van Europa. Leden van de Vaticaanse Garde werden, vanwege hun uitstekende lichamelijke ontwikkeling, bij voorkeur gerekruteerd uit de bewoners van dit soort geïsoleerde Zwitserse bergdalen.  Door de afwezigheid van sociale problemen en van criminaliteit was er geen behoefte aan politie en gevangenis. Om maar helemaal niet te spreken over maatschappelijke werkers. De deuren van de huizen in het dal werden nooit op slot gedaan. Alle pogingen om het dal te veroveren waren in de loop van de geschiedenis  door de bewoners met succes afgeslagen.

Op de steile hellingen van het dal werd winterhooi voor het vee en rogge voor menselijke consumptie verbouwd. De meeste mensen hielden geiten en koeien, die in de zomer graasden op de alpenweiden vlak onder de gletsjer. Kaas en boter werden gemaakt van de zomermelk en het gehele jaar door gegeten. In de zomer werden er groenten verbouwd in moestuinen. Volkoren roggebrood, verse rauwe niet gepasteuriseerde melk en zomerkaas waren een hoofdbestanddeel van het voedsel. Vlees werd meestal eens in de week gegeten, van de vleesresten en van de beenderen werd soep gemaakt. Behalve de huid werd vrijwel het gehele beest dus geconsumeerd!

Kinderen, die dit traditionele voedsel aten, hadden bijna geen gaatjes in hun gebitten. Bij één op de drie kinderen werd een gaatje gevonden. Met name de gezondheid van de kinderen maakte een diepe indruk op Price:

“The sturdiness of the child life permits childeren to play and frolic bareheaded and barefooted even in water running down from the glacier in the late evening’s chilly breezes, in weather that made us wear our overcoats and gloves and button our collars.”

Ten tijde van het bezoek van Price aan Zwitserland overleden er meer Zwitsers aan tuberculose dan aan enige andere ziekte. In de hele geschiedenis van het dal van de Loetschen was er daarentegen nog nooit iemand aan tuberculose overleden. Dit kon gecontroleerd worden aan de hand van de overlijdens-verklaringen.
Price bezocht Dr. Rollier in zijn kliniek in Leysin. Deze behaalde opmerkelijke resultaten bij de behandeling van tuberculose. Van zijn 3500 patiënten was er geen één afkomstig uit geïsoleerde alpendalen. Bijna alle patiënten kwamen uit de Zwitserse laagvlakten waar de moderne geraffineerde en bewerkte industriële voeding gegeten werd op basis van wit meel en witte suiker.

Price toonde aan dat de ongebruikelijke goede gezondheid van de bewoners van het Loetschendal en andere geïsoleerde Zwitserse bergdalen zijn oorzaak in de voeding vond en dat deze niet genetisch bepaald was. Ernstiger tandbederf en zelfs het verlies van tanden of kiezen werd alleen gevonden bij bewoners, die een jaar of twee het dal hadden verlaten en in die tijd een moderne Westerse voeding met wit meel en witte suiker hadden gegeten. Voor die tijd en na terugkomst was er nooit (meer) sprake van tandbederf. Als de gezondheid genetisch bepaald zou zijn, dan hadden de tanden en kiezen in uitstekende staat moeten blijven ook gedurende het verblijf buiten het dal.

In een ander, tot voor kort geïsoleerd, alpendal konden dorpen gevonden worden, waar het oorspronkelijke dieet van roggebrood en melkproducten nog gegeten werd. In één zo’n dorpje, Ayer, werden slechts 2.3 gevallen van tandbederf gevonden op iedere honderd tanden van de kinderen die onderzocht werden. Van Ayer naar Vissoie in hetzelfde dal was het slechts een uur lopen. Hier was dit aantal 20.3 per honderd. In Vissoie waren de “zegeningen” van de moderne beschaving neergedaald; wit meel, wit brood, witte suiker, jams, marmelades, stroop enzovoort. Ook hieruit blijkt dat vooral voeding de hoofdoorzaak is van de goede c.q. slechte gezondheid en dat zo erfelijkheid al een rol speelt, dat dit toch een kleine rol is. De gezonde berglucht zal wel een rol spelen, maar is secundair. Aan de rol die drinkwater speelt voor een goede gezondheid wordt door Price geen aandacht besteed.

Uiteraard tonen ook de onderzoekingen van McCarrison en Pottenger duidelijk aan dat bij ratten en katten met een bepaalde (gezonde) voeding een goede gezondheid bewerkstelligt kan worden en dat met een andere bepaalde (ongezonde) voeding een slechte gezondheid veroorzaakt kan worden. Mij is opgevallen dat er geen genetisch superieure katten of ratten gevonden werden die zich aan de ziekmakende effecten van ongezonde voeding konden onttrekken.  Blijkbaar leveren de ouderlijke genen alleen het ontwerp of het plan voor het te vormen lichaam. Behalve een goed ontwerp zijn er ook goede bouwstoffen nodig in de vorm van gezonde voeding om op basis van dit ontwerp ook inderdaad een gezond lichaam te realiseren.

Mijn conclusie is dat het erfelijke aspect van de menselijke gezondheid, dat zo vaak gesignaleerd wordt, in de meeste gevallen niets met erfelijkheid te maken heeft. De gezondheid van het kind wordt vooral door de voedingsstatus van de ouders, en met name van de moeder, bepaald. Zo is bijvoorbeeld de rol die foliumzuur speelt voor de vorming van de ruggengraat van de ongeboren vrucht bekend. Als de moeder onvoldoende foliumzuur voorhanden heeft, dan kan het kind met een slechte ruggengraat of  zelfs met een open rug geboren worden. Verder spelen de voedingsgewoonten, die het kind aan tafel bij zijn ouders leert, een rol bij de bepaling van zijn gezondheid.

Price vroeg zich af welke factoren het voedsel uit het dal van de Loetschen zo gezond maken.
Toen hij terug was in de VS liet hij zich twee maal per maand een monster van de melkproducten toesturen. Hij was een erkende autoriteit op het gebied van in vet oplosbare vitamines, met name van vitamine D complex.
Hij constateerde een veel hogere aanwezigheid van vitaminen en mineralen in de melkproducten uit het dal van de Loetschen, dan in monsters van commerciële producten uit de VS en Europa.  Of dat de enige reden is voor de goede gezondheid, blijft de vraag.

Het tweede onderzoek dat Price in Europa deed betrof de eilanden van de Buiten Hebriden.

4.2) De eilanden van de Buiten Hebriden

Ten noordwesten van Schotland, in de Atlantische oceaan, liggen de Buiten Hebriden. Dit is een keten van eilanden met een lengte van ruim 200 kilometer. De menselijke bewoning van deze eilanden kent een geschiedenis van 6000 jaar. In de tijd van Price waren sommige van deze eilanden zeer moeilijk te bereiken. Price rapporteert dat hij geprobeerd heeft om de eilanden Taransay en Scarpa te bezoeken, maar dat het hem niet gelukt is. Deze, kleinere, eilanden konden alleen bereikt worden met speciale vaartuigen in verband met de woeste zee en dan alleen bij gunstige weersomstandigheden. Hun isolatie was zo groot, dat een twintigjarig meisje dat van het eiland Taransay naar het eiland Harris (bekend van de Harris tweed) kwam, nog nooit een druppel melk had gezien.

Het grootste eiland, Lewis, had een dagelijkse bootverbinding met het vasteland. In een groep van honderd inwoners met een leeftijd tussen de twintig en de veertig jaar hadden 25 al een volledig kunstgebit en zo zegt Price, velen hadden er beter uitgezien als zij ook een kunstgebit hadden gehad. Hun voeding bestond uit wit meelproducten, witte suiker, ingeblikte groenten, marmelades en gezoete fruitsappen. Alle mogelijke soorten snoep waren te koop.

In plaatsen ver van de haven werd het oorspronkelijke dieet nog gegeten. Price vond een familie met twee zonen aan de andere kant van het eiland, waar de ene zoon het oorspronkelijke “primitieve” dieet nog at en de andere zoon “modern” geraffineerd voedsel. De zoon die “primitief” voedsel, havermeel pap, haverkoeken, vis, schaaldieren en beperkt melkproducten at, had een uitstekend gebit. De andere zoon had snel voortwoekerend tandbederf. Veel tanden waren al verdwenen, waaronder twee voortanden. Deze zoon at witbrood, jam, koffie met veel suiker erin en chocolaatjes, eveneens met veel suiker erin. Zijn vader vertelde met grote zorg hoeveel moeite deze jongen had om ‘s-ochtends op te staan en aan het werk te gaan.

De jongere generatie had minder weerstand tegen de tuberculose dan voorgaande generaties. Om het toenemend aantal gevallen van tuberculose op te vangen was er zelfs een speciaal ziekenhuis voor gebouwd. Op sommige eilanden was de bevolking door deze ziekte gedecimeerd. Net zoals in Zwitserland aten alle tuberculosegevallen die Price hier onderzocht heeft een modern dieet met witte suiker en wit meel. De tuberculose werd door de autoriteiten geweten aan de rook binnenshuis als gevolg van de stookgewoonten. Echter, voorgaande generaties stookten op dezelfde manier en hadden geen tuberculose. Alleen de voedingsgewoonten waren veranderd.

Het eiland Harris is met twee landengtes met het eiland Lewis verbonden, maar deze landengtes zijn zo bergachtig dat ze onbegaanbaar zijn.
Praktisch gesproken is Harris dus een zelfstandig eiland. De enige haven is Tarbert. Price onderzocht de bevolking van Scalpay, een eilandje dat ruim 25 kilometer van Tarbert verwijderd ligt. Onderzoek in Scalpay wees uit, dat slechts een tand op de honderd aangetast was door tandbederf bij de onderzochte kinderen. De algemene fysieke ontwikkeling van deze kinderen werd als uitstekend beoordeeld. Hun dieet was nog traditioneel: havermeel pap, haverkoeken en zeevoedsel. Dit was in schrijnend contrast met de kinderen van het havenplaatsje Tarbert. De onderzochte kinderen vertoonden hier 32,4 aangetaste tanden per honderd. Hier werden witmeel producten, witte suiker, jams, marmelades en ingeblikte producten gegeten.

Het oorspronkelijke, traditionele dieet  van de bevolking van de Buiten Hebriden berustte op de volle haverkorrel, dat een hoofdbestanddeel van de voeding was. Het andere hoofdbestanddeel was kabeljauw, kreeft, krab en schaaldieren. De gehele vis, met name de lever, de kuit, de kop en de graten (in de soep)  werden gegeten. Vis en schaaldieren werden regelmatig rauw gegeten. Een gekookte schotel die gezien werd als belangrijk voor opgroeiende kinderen bestond uit kabeljauwlever en kabeljauwkoppen. De lever leverde onder ander vitamine A en vitamine D complex. De kabeljauw koppen bevatte onder meer een stof, die belangrijk was voor de schildklier. Graten waren belangrijk als de leverancier van onder andere calcium. Zeevoedsel in zijn algemeenheid is een leverancier van alle mineralen en spoormineralen. Oesters, bijvoorbeeld, leveren veel zink en koper, van groot belang voor het immuunsysteem en dus voor de weerstand tegen infectieziektes.
Hoewel Price dat niet noemt, mag verwacht worden, dat de landbouwgronden onder meer gemest werden met gecomposteerde zeewier, visafval en andere producten uit de zee. Dit levert  bijzonder goed gemineraliseerde landbouwproducten op. Op deze voedingswijze had de bevolking zich 6000 jaar op deze eilanden in een zeer ruige omgeving in stand weten te houden. Na de introductie van modern industrieel geproduceerd voedsel rotten de tanden in een hoog tempo weg en werd de bevolking van sommige eilanden gedecimeerd door de tuberculose.

4.3) Een aantal andere gezonde samenlevingen

Eskimo’s

Price kwam niet alleen onder de indruk van de fysieke ontwikkeling en de lichaamskracht van de Eskimo’s, maar had vooral grote bewondering voor hun karaktereigenschappen, hun moed, eerlijkheid, openheid, hun toewijding aan familie en gemeenschap en hun vaardigheid in het overleven in de bijzondere moeilijke omstandigheden van het leven in de buurt van de poolcirkel. In dorp na dorp vond hij geen tandbederf en geen chronische ziekten. Diegenen die gedeeltelijke leefden op geraffineerd modern voedsel vertoonde toegenomen ziekte en verval in directe verhouding met de hoeveelheid geraffineerd voedsel dat gegeten werd. Diegenen, die geheel op geraffineerd voedsel waren overgegaan, hadden last van ernstig tandbederf, sommige hadden tuberculose en anderen, die al enige jaren geraffineerd voedsel aten, hadden reumatiek.
De traditionele voeding van de Eskimo’s wordt door Price als volgt beschreven. Grote hoeveelheden gedroogde zalm die gedoopt in de olie van zeehonden gegeten wordt. Deze olie bleek bijzonder rijk aan vitamine A.
Kuit werd in de zon gedroogd en vormde een heel belangrijk onderdeel van de voeding van kleine kinderen, nadat ze geen borstvoeding meer kregen. Verder aten de Eskimo’s een soort rendier, kariboe genaamd, noten, zeewier, ingevroren bessen, bloesems van bloemen, zuring in zeehondenolie geconserveerd en veel bevroren vis. Tenslotte werden de organen van grote zeedieren gegeten met inbegrip van de huid van een bepaalde soort walvis met een zeer hoog vitamine C gehalte.

Masai in Afrika

De Masai zijn nomaden met grote kudden koeien en geiten. Hun traditionele voeding is melk, vlees en bloed dat vers afgetapt wordt uit de levende koe of stier, groenten, noten en fruit. Hun lichamelijke ontwikkeling is uitstekend, evenals hun verstandelijke ontwikkeling. Ze zijn zeer moedig, ze zijn in staat om alleen een aanvallende leeuw met een speer te doden. Onder de 88 onderzochte Masai werden er in totaal tien gaatjes in de gebitten gevonden van vier Masai.

Landbouwende stammen in Afrika

Stammen waarvan het hoofdbestanddeel van het traditionele voedsel granen was, die traditioneel bewerkt werden, hadden ook goed ontwikkelde kaken en een behoorlijke weerstand tegen besmettelijke ziektes. Echter hun lichamelijke ontwikkeling en hun weerstand tegen tandbederf en ziektes waren duidelijk minder dan die van stammen die vooral voedsel aten uit dierlijke bron. De sterkste en qua lichaam best ontwikkelde stammen waren vissers, jagers en veehouders.

Aboriginals van Australië

Aboriginals, die hun traditionele voeding aten, hadden een hoog ontwikkelde moraliteit en een uitstekend ontwikkelde fysiek en gezondheid. Zij stalen nooit en waren zeer betrouwbaar. Eenmaal op een westers dieet van geraffineerde voedingsstoffen degenereerde ze tot onbetrouwbare dronkelappen en dieven. Tandbederf, tuberculose en reumatiek kwamen veel voor. Sommige Aboriginals weigerden om het westerse voedsel te eten. Deze bleven sterk, gezond en zij behielden hun hoogstaande moraliteit.
De traditionele voeding van de Aboriginals aan de kusten van Australië was veel vis, zeekoe, veel rauwe schaaldieren, zeegroenten, groenten en fruit. In het binnenland was het voedsel schaarser. Men at wortels, stengels, bladgroenten, bessen, zaden, maden, insecten, kleine en grote dieren. Eigenlijk alles wat bewoog of groeide en verteerd kon worden. Schedels, kaken, kiezen en tanden waren bijna perfect. Schedels, die in musea bewaard waren, toonden aan dat dit al vele duizenden jaren het geval was.

Maori’s van New Zeeland

Een onderzoek van 250 schedels van Maori’s resulteerde in één tand met cariës per 2000 tanden. Bijna honderd procent van de onderzochte schedels hadden normaal ontwikkelde kaken. Bekend is dat de Maori’s zeevaarders waren zonder weerga. Zij navigeerde met heel beperkte hulpmiddelen met name op de sterrenhemel en op de golfpatronen in de deining op volle zee. Hun kennis van de  sterrenhemel en hun ogen waren in sommige gevallen zo goed, dat zij, volgens Price, staande naast een westerse astronoom met een telescoop het exacte moment aan konden geven van een eclips van een maan van Jupiter met het blote oog.
Ook hier weer het inmiddels bekende verhaal. Op hun traditionele dieet hadden de Maori’s een uitstekende gezondheid.
Op een modern westers dieet van geraffineerd en bewerkt voedsel kregen zij ook alle westerse ziekten. Het oorspronkelijke dieet van de Maori’s was vooral gebaseerd op zeevoedsel, schaaldieren en zeewier.

De Price Pottenger Foundation bewaart het gedachtegoed van Weston Price en Francis Pottenger. De huidige voorzitter is Sally Fallon. In een interview (1) vat zij in 11 kenmerken de essentie samen van de eetgewoonten van de gezonde samenlevingen, die door Weston Price onderzocht zijn.

4.4) Gezond eten volgens de Price Pottenger Foundation

    • Gezonde samenlevingen aten geen geraffineerd of gedenatureerd voedsel, zoals geraffineerde suiker, maïsstroop, wit meel, voedsel in blik, gepasteuriseerde, gehomogeniseerde of ontvette melk. Geen geraffineerde of gehydrogeneerde plantaardige vetten, geen proteïne poeders, geen kunstmatige vitamines en geen giftige toevoegingen of kleurstoffen. Kortom geen industrieel geproduceerde voeding.
    • Zij aten wel dierlijk eiwit en dierlijk vet in de vorm van vis en ander zeevoedsel, watervogels, landvogels, zoogdieren, eieren, rauwe melk en rauwe melkproducten. Ook reptielen en insecten werden gegeten.
    • De dagelijkse inname van calcium en andere mineralen was 4 maal zo hoog als wat we tegenwoordig normaal vinden. De dagelijkse inname van vet oplosbare vitamines zoals vitamine A en D was 10 maal zo hoog als tegenwoordig gebruikelijk is.
    • In alle gezonde  samenlevingen werd, naast gekookte eiwitten, een gedeelte van de dierlijke eiwitten rauw gegeten. Dit konden bijvoorbeeld zijn rauwe vis, rauw vlees, verse rauwe melk of  kaas van rauwe melk.
    • De diëten van gezonde samenlevingen hadden een hoog gehalte aan enzymen uit rauw voedsel. Verse rauwe melk en melkproducten, rauw vlees, rauwe vis en rauwe schaaldieren, koud geslingerde honing, koud geperste plantaardige spijsoliën, niet geconserveerde verse wijn en niet gepasteuriseerd of gefilterd bier, melkzuur gefermenteerde groenten zoals ongepasteuriseerde zuurkool, fruit en dranken leveren allemaal enzymen uit voedsel.
    • Zaden, granen, bonen en noten werden geweekt, gekiemd en soms gefermenteerd voordat ze gegeten werden.
    • Meervoudig onverzadigde vetzuren maakten slechts 4  procent uit van de dagelijkse calorieën. Deze kwamen uit granen,  niet gebrande verse noten, vis, dierlijk vet en verse groenten.
    • De verhouding omega-6 vetten (uit bijvoorbeeld zonnebloemolie) versus omega-3 vetten (uit bijvoorbeeld lijnzaadolie) was ongeveer 1 op 1. In de VS is deze verhouding tegenwoordig volstrekt zoek (20:1).
    • Alle gezonde samenlevingen gebruikten ambachtelijk gewonnen (zee)zout. Dit werd niet geraffineerd of verhit en kende geen enkele toevoeging of bewerking.
    • De meeste traditionele samenlevingen maakten soep rijk aan gelatine van beenderen en vlees. Zo profiteerden zij van alle mineralen in de beenderen.
    • Er waren aparte gezonde diëten voor startende ouders, zwangere en zogende moeders en opgroeiende kinderen. Kinderen kwamen drie jaar na elkaar. De moeder kreeg zo de gelegenheid om weer op krachten te komen.

Hoe zo’n gezond etende samenleving eruit kan zien en functioneerde wordt onderstaand beschreven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


8 + een =