Hoe kan een samenleving eruit zien, die gevormd wordt door volstrekt gezonde mensen?
Onderstaand beschrijven we in kort bestek de Hunzakuts, inwoners van de Hunza vallei in wat tegenwoordig het Pakistaanse deel van Kasjmir is.
5.1) Algemeen
Over de Hunzakuts zijn allerlei artikelen en boeken geschreven door schrijvers, die niet uit eigen waarneming schreven, of die slechts kort Hunza bezochten. Het belangrijkste nadeel van de meeste schrijvers was echter dat ze in gezondheid waren geïnteresseerd en dat ze daarover ook de nodige kennis en meningen hadden. Het gevolg hiervan is dat ze geen onbevooroordeelde waarnemers konden zijn. De richting van de waarnemingen en de interpretatie daarvan werd gestuurd door de kennis, de meningen en de vooroordelen van deze waarnemers. Nu wil het toeval dat er één boek is dat dit euvel niet kent. Het doet een nauwkeurig verslag van een verblijf van een jaar bij de Hunzakuts. Dit boek heet “Language Hunting in the Karakoram” en het is geschreven door mevrouw E. O. Lorimer. Haar echtgenoot en zij gingen naar Hunza om de volstrekt unieke taal te bestuderen van de Hunzakuts, het Burushaki.
Terwijl zij haar man bijstond in het “serieuze” werk, het bestuderen van de taal, beschreef zij minutieus de mensen, de samenleving, de landbouw, het voedsel en de voedselbereiding, zonder dat zij zich bewust was van het verband met de gezondheid van de Hunzakuts.Verder vonden deze waarnemingen plaats in de jaren dertig van de vorige eeuw. Een tijd waarin de invloeden van het Westerse industrieel geproduceerde voedsel nog niet de gezondheid van de Hunzakuts aangetast hadden en de bevolking nog relatief beperkt was. Met name suiker was een onbetaalbare luxe. Toch begon het verval al toe te slaan. Er was namelijk al werk voor een medische assistent. Een Indiër met een beperkte medische opleiding, die eerste hulp kon geven en over een apotheek met eenvoudige medicijnen beschikte.
5.2) Locatie van Hunza
De Hunzakuts wonen in Hunza in wat tegenwoordig het Pakistaanse deel van Kasjmir is, ongeveer 100 km van Gilgit verwijderd. Zij wonen in de bergen aan de zuidkant van een grote kloof, de zonkant, tot op ongeveer 2300 meter hoogte. Boven de 2400 meter groeien de abrikozenbomen niet meer en de vrouwen weigeren om daar te gaan wonen. Aan de overkant, de noordkant, de schaduwkant, wonen de Nagir. De Hunzakuts kant kent geen enkele vorm van natuurlijke bebossing, alle fruitbomen, wilgen en populieren zijn door mensenhanden aangeplant. De kant van de Nagirs kent een natuurlijke begroeiing met pijnbomen. Het gras aan die kant is groener en groeit beter. Toch was de gezondheid van de Hunzakuts vele malen beter dan die van de Nagirs. Zelfs de kwaliteit van de geitenwol van de Hunzakuts geiten was veel beter dan die van geiten van de Nagirs.
Het gebied is uitermate bergachtig. Hellingen van 65% zijn geen uitzondering.
Er is geen weg in Hunza waar twee mensen naast elkaar kunnen lopen of waar je op een paard kan rijden, behalve de “Grote Noord weg”, die van Kasjmir naar Kashgar loopt. Ook deze weg is nooit breder dan 1.20 tot 1.80 meter. Hoogte- verschillen van 500 meter in een dorp zijn niet ongewoon.
Een weg, die als goed gekwalificeerd werd, kende 50 plaatsen waar je plotseling dodelijk door neervallende rotsen geraakt kon worden.
De akkers worden geïrrigeerd door het smeltwater van de gletsjers, dat erg rijk is aan mineralen (slik). Hiervoor is drie generaties terug een viaduct aangelegd van ongeveer 18 kilometer lengte met behulp van schoppen van hout en houwelen met punten van ibex hoorn. Zonder het gebruik van waterpassen of ander instrumentarium kent dit viaduct toch een regelmatig verval. Het viaduct loopt over ravijnen en langs wanden van kloven, die voortdurend afbrokkelen. Het is een technische topprestatie, zoals er weinig in de wereld te vinden zijn.
5.3) De Hunzakuts
Mevrouw Lorimer was, als echtgenote van een voormalig Brits resident, goed bekend met de verschillende volkeren van India. Vergeleken met de andere volkeren van India uit haar tijd kwamen de Hunzakuts er in haar opinie altijd als beste uit. Zelfs vergeleek zij de Hunzakuts hier en daar met de Engelsen en ook dan kwamen de Hunzakuts beter uit de vergelijking en dat wil wat zeggen.
Zo roemt zij hun fysieke voorkomen en prestaties, hun intelligentie, hun zelfvertrouwen, hun altijd goede humeur, hun strikte eerlijkheid, het ontbreken van enige vorm van onderdanigheid en hun verfrissende competentie in alle zaken des levens. Met waardering noemt zij het feit dat de plaats die de vrouwen innemen gelijkwaardig is aan die van de mannen, behalve op gebieden die met zuiver fysieke kracht te maken hebben. Ondanks het feit dat de Hunzakuts moslim zijn, ontbreekt elke vorm van godsdienstfanatisme of bijgelovigheid volstrekt. Verder looft zij de strikte hygiëne en het feit dat het overal schoon is zowel binnenhuis als buiten. Iets wat natuurlijk een direct verband heeft met de goede gezondheid van de Hunzakuts. Ook vrouwen en kinderen treden haar vrijmoedig en zelfbewust tegemoet, iets ongekends in haar ervaring in India. Diefstal, zelfs kruimeldiefstal, is onbekend. Er is geen politie en geen gevangenis. De Hunzakuts zijn gastvrij, goed gemanierd en beleefd, zelfs de kleine kinderen.
Opvallend is dat we hier hetzelfde fenomeen zien als bij de Zwitsers in het dal van de Loetschen. Gezonde mensen zijn kennelijk ook mensen met een hoogstaande moraliteit en eerlijkheid.
Mevrouw Lorimer meldt wel dat de Hunzakuts gezond oud worden, maar dat er erg veel honderdjarigen zouden zijn, is uit haar boek nu ook niet direct op te maken. Honderdjarigen komen in deze barre omgeving echter wel voor en worden beschouwd als een familie schat.
Infectieziekten en degeneratieve ziekten, zoals kanker en reumatiek komen niet voor. De “koning” van Hunza, de Mir, heeft last van staar en moet in zijn dieet rekening houden met een beginnende suikerziekte. Ook wordt op een gegeven moment gemeld, dat hij verging van de kiespijn. Desondanks is hij op zeventig jarige leeftijd een verwoed en gevreesd polo speler. Onderstaand komen we terug op de vraag, hoe het komt dat juist de Mir wel last heeft van een aantal ziektes, terwijl dit voor zijn onderdanen niet geldt.
Een voorbeeld van een ongezonde, incompetente en oneerlijke Hunzakut is Shafi de kok. Ook op hem komen we terug. Kinderziektes worden door mevrouw Lorimer niet genoemd.
De Hunzakuts zijn straatarm, suiker en zout bijvoorbeeld zijn een onbetaalbare luxe. Zij leven tegen de rand van het bestaansminimum en hier is dat een echt minimum, namelijk de hongerdood. Honden of katten worden niet gehouden omdat men het zich niet kan permitteren om ze te voeden. Ook midden in de winter, tot op 2300 meter hoogte, worden de huizen niet verwarmd, omdat daar geen brandhout voor is. Voedsel wordt nauwelijks gekookt met zo min mogelijk water, om brandhout te sparen. In het voorjaar zijn de voedselvoorraden uitgeput en hoort men overal de kleine kinderen huilen van de honger. De volwassenen zijn dit gewend en blijven goed gehumeurd.
Het is de taak van de vrouw des huizes om de voedselvoorraden te beheren, zodat de volgende oogst gehaald wordt. Als een meisje trouwt en het blijkt dat zij niet in staat is om deze taak goed uit te voeren, dan is deze incompetentie reden voor echtscheiding en gaat zij terug naar haar moeder.
De Hunzakuts eten vooral granen, aardappelen, groenten en fruit, maar dit is uit armoede. Zij zijn beslist geen principiële vegetariërs. Feestelijke gelegenheden wordt gevierd met het eten van vlees en boter. Een zegening is “moge uw boterkom altijd gevuld zijn”.
Waarschijnlijk is het vetpercentage van de Hunzakuts het laagste ter wereld. Mevrouw Lorimer was aanwezig bij het slachten van een schaap en zelfs rond de nieren was geen spoortje van vet te bekennen.
De Hunzakuts zijn in staat tot indrukwekkende fysieke prestaties. Zo is het niet ongewoon dat een man een boodschap gaat doen in Gilgit, 100 kilometer verderop en na de boodschap meteen weer terugloopt. Dat alles in hoog tempo over zeer bergachtig terrein. Een soort vijfvoudige marathon. Als het terrein erg moeilijk wordt, dan doet hij zijn laarzen uit om ze te sparen en gaat verder op blote voeten.
De Hunzakuts zijn beslist geen doetjes. Naburige stammen zijn gestopt met het voeren van oorlog tegen de Hunzakuts. De Hunzakuts wonnen namelijk altijd. In de tijd vóór de Britse overheersing waren zij gevreesde rovers en overvielen regelmatig passerende karavanen. Toch hadden zij geen enkele moeite om hiermee te stoppen toen de Britten dat verboden, want hun ware passie is de landbouw.
5.4) Landbouw en voedsel
De landbouw in Hunza geschiedt in terrasbouw, tegen de berghellingen op. De stukjes grond zijn soms niet groter dan een haardkleed of een traploper. De terrasmuren zijn bijvoorbeeld 5 tot 7 meter hoog en gemaakt van perfect gestapelde stenen. Zonder het gebruik van cement of modder zijn dit sterke stabiele muren. Bovenaan is er een streepje grond van een meter breed en 3 tot 4 meter lang met een greppeltje voor water en populieren aan de buitenkant. De rest wordt voor de landbouw gebruikt. Gerst en tarwe worden alleen geplant op velden die minstens zo groot zijn als een haardkleed.
Het Burushaski kent een dozijn woorden voor “veld”, waarin verschil gemaakt wordt tussen de grootte van de oppervlakte, de steilheid van de berghelling en de hoogte van de terrasmuren. De veldjes worden geïrrigeerd door water dat via het aquaduct van de gletsjer komt. Het is zacht zuiver water vol met slik van de gletsjer. Dit slik wordt als het bezonken is door de Hunzakuts toegevoegd aan het stro waarin hun vee ligt. Het wordt later, vermengd met het stro, zorgvuldig over de veldjes verspreid en fungeert als een vorm van bemesting met mineralen.
Overal zijn spaarbekkens aangelegd waar de Hunzakuts het irrigatiewater naar toe leiden, om het later te gebruiken als ze het nodig hebben voor hun veldjes.
Als vee houden de Hunzakuts koeien, schapen, geiten en kippen. Koeien worden vooral voor hun mest gehouden, geiten en schapen voor de wol. Koemest is van onschatbare waarde. Als een koe zich ontlast, staat er altijd een jongen achter met een mand waarin de mest wordt opgevangen. Een van de taken van een schaap- of geitenherder is de verzameling van alle mest die de schapen of geiten op een dag produceren. De mest gaat naar de composthoop en wordt later gebruikt voor het bemesten van de velden.
Een echt goede koe produceert hoogstens een liter melk per dag, nadat het kalf haar beurt gehad heeft. De melk heeft nauwelijks vetgehalte. Melk vormt daarom slechts heel beperkt onderdeel van het dagelijkse dieet. De koeien-, schapen- en geitenmelk die er is, wordt natuurlijk wel degelijk vers en rauw geconsumeerd. Boter is voor feestelijke gelegenheden in de winter als de temperatuur het toestaat om de boter te bewaren. In de zomer wordt ze meteen ranzig. Ook al omdat er niet genoeg brandhout is om de melkkannen uit te koken.
Niet alleen de Hunzakuts zijn gezond en in staat tot grote fysieke prestaties ook hun vee is dat. Hunza kippen bijvoorbeeld zijn atletische vogels, ze kunnen als een soort overgewicht duif over een ravijn van 7 meter breedte vliegen en hebben goed ontwikkelde en gespierde vleugels. Eieren en af en toe een kip zullen daarom onderdeel uitgemaakt hebben van het dieet. Ook de schapen en geiten zijn gezonde, atletische en goed gespierde dieren.
Vergelijken we de uitstekende gezondheid van het vee van de Hunzakuts, met de treurige gezondheid van het vee in onze Westerse samenlevingen, dan moeten we constateren dat we niet alleen onszelf, maar ook ons vee niet goed voeden. In Nederland is dat na de gekke koeien ziekte, de varkenspest, de vogelpest en de mond en klauwzeer epidemie wel heel erg duidelijk geworden. Uit de rattenproeven van McCarrison en de kattenproeven van Pottenger blijkt duidelijk dat als dieren gezonde voeding krijgen ze ook goed gezond blijven. Kennelijk is de voedingsmiddelen industrie voor vee niet in staat om de juiste gezonde voeding te produceren. Hetzelfde geldt voor onze huisdieren. Honden en katten krijgen tegenwoordig alle ziekten, die wij als mens ook hebben. Als we de reclame mogen geloven, wordt hun voeding geproduceerd aan de hand van de modernste inzichten van de voedingswetenschap. Moeten we ook hier niet de boom aan zijn vruchten herkennen?
Als granen worden gerst, gierst, tarwe en boekweit verbouwd. Van boekweit worden twee soorten verbouwd. De bittere soort wordt alleen verbouwd, omdat hij beter tegen het begin van de winter kan en dat het dus zekerder is dat hij ook geoogst kan worden. Tarwe is het graan dat het meest op prijs gesteld wordt, maar waarbij de boer ook het meeste risico loopt dat de oogst verloren gaat. Elke Hunzakut verbouwt zoveel mogelijk tarwe als hij maar durft. Het oorspronkelijke graan is waarschijnlijk gerst, omdat alle feesten op het zaaien en oogsten van gerst zijn afgestemd. Graan wordt in kleine hoeveelheden gemalen voor gebruik voor een paar dagen.
Als fruit worden abrikozen, perziken, appels, moerbei en druiven verbouwd. Verder zijn er meloenen en half wilde bessen. Appels, perziken, abrikozen en moerbeien worden gedroogd in de zon.
Van de druiven wordt wijn gemaakt. Verse druiven en wijn zijn luxe artikelen, alleen voor diegenen die het zich kunnen veroorloven om druiven te verbouwen. Van de abrikozenpitten wordt onder ander lampolie gemaakt. Noten komen van de walnootboom. Vooral abrikozen worden in grote hoeveelheden vers en gedroogd gegeten.
Verder worden er aardappelen, tomaten, linzen, erwten, bonen, lijnzaad, mosterd, en maïs verbouwd. Aardappelen en tomaten zijn geïntroduceerd door de Engelsen en met name de aardappel wordt zeer op prijs gesteld.
Mevrouw Lorimer verhaalt dat zij wit meel uit Gilgit kon krijgen, maar dat zij gebakken chapatti gemaakt van vers gemalen volkoren meel veel lekkerder vond, dan welke vorm van wit brood ook.
Chapatti is een soort dunne pannenkoek, gemaakt van volkoren tarwe, vers gemalen en niet gerezen. De Hunzakuts bakken de chapatti niet meer dan een seconde om brandhout te besparen. Als chapatti niet meer vers is, smaakt het vreselijk. Chapatti wordt daarom meteen gegeten als het gebakken is. Alle eiwitten, vitaminen, mineralen en andere voedingsstoffen uit de volle tarwekorrel werden daarmee geconsumeerd. De Hunzakuts rollen hun chapattis op en dopen ze in hun kom dikke groentesoep.
Hout is de enige vorm van brandstof en is zeer schaars. Al het voedsel werd daarom zo min mogelijk gekookt, met zo min mogelijk water om brandstof te besparen. Wat rauw gegeten kan worden, wordt rauw gegeten. Dit is waarschijnlijk een van de redenen voor de goede gezondheid van de Hunzakuts.
Zolang de zomer duurde kon mevrouw Lorimer net zoveel fruit, groenten en aardappelen krijgen als ze maar wilde en af en toe een kip. De lente was voor de Hunzakuts een hongerlente, omdat de voedselvoorraden bij veel families op waren. Deze families overleefden op eetbaar onkruid zoals zuring en paardebloemen, dat tussen het opkomende gerst stond en wat beginnende groentes uit de moestuinen van de vrouwen. Zoals gezegd, de kleine kinderen hoorde men overal huilen van de honger en sommigen kregen hongerzweren op hun gezicht. In veel godsdiensten wordt een jaarlijkse vasten tijd in de lente voorgeschreven. Dit wordt gezien als goed voor de gezondheid. Het gedwongen jaarlijkse vasten van de Hunzakuts is daarom waarschijnlijk ook een van de oorzaken van de goede gezondheid. Er was echter geen sprake van dat kinderen of volwassenen van de honger stierven. Er vond dus ook geen systematische genetische selectie op deze basis plaats.
Gedurende de hongerlente gaat alles wat maar enigszins eetbaar is in de kookpot. Eetbare onkruiden en vogeltjes, die de jongens doodschieten met hun katapulten om ze uit de fruitbomen te houden. Ondanks het feit dat ook de volwassenen wanhopig honger hebben en dat ook vrijmoedig toegeven, werken ze van de vroege ochtend tot de late avond op lege magen. De honger is ze aan te zien aan hun dunne gelijnde gezichten, maar hun humeur lijdt daar niet onder.
De gerst en de tarwe kunnen aan bepaalde ziekten lijden en de fruitbomen hebben te lijden van insectenplagen. Dit wijst erop dat de gezondheid van het graan en de fruitbomen aan het afnemen is. Kennelijk kunnen zij niet meer alle voedingsstoffen opnemen, die zij nodig hebben om weerstand te bieden aan ziektes en insectenplagen. Waarschijnlijk is de bevolking te groot geworden voor de beschikbare landbouwgrond en wordt de bodem te intensief geëxploiteerd.
Net zoals de aanwezigheid van de medische assistent wijst dit erop dat het bergafwaarts aan het gaan is met de gezondheid van de Hunzakuts.
5.5) Ziekte en Gezondheid
Zoals gezegd had de Mir last van staar, en moest in zijn dieet rekening houden met een beginnende suikerziekte. Op een gegeven moment had hij last van hevige kiespijn. Verder deelt mevrouw Lorimer mede dat de Mir als jongen van twaalf jaar door zijn vader in gijzeling gegeven was aan de Engelsen in Gilgit. Bij de thee die hij het echtpaar Lorimer aanbood, werden gebak en koekjes geserveerd. Hieruit blijkt dat de Mir een aantal ongezonde eetgewoonten overgehouden heeft aan zijn tijd die hij in Gilgit bij de Engelsen doorgebracht heeft en dit zou zijn verminderde gezondheid kunnen verklaren.
Het andere geval van ziekte dat genoemd wordt, is dat van Shafi de kok. Shafi heeft op jonge leeftijd Hunza verlaten. Hij heeft dus gedurende langere tijd het in India gebruikelijke dieet gegeten en dat is zijn gezondheid niet ten goede gekomen. Het resultaat is dat de arme jongen een compleet contrast is met alle andere Hunzakuts. Hij wordt beschreven als een teer klein wezen, dat fysiek afgetakeld was in India. Hij blijkt niet te kunnen koken. Als er iets mis ging, verloor hij meteen zijn bezinning en ook voor de rest bleek hij totaal incompetent te zijn. Later blijkt dat hij zich ook bezondigt aan kruimeldiefstal. Shafi krijgt de een of andere onbenoemde infectieziekte, maar wordt spoedig weer beter.
Net zoals bij de Zwitsers in het dal van de Loetschen blijkt dat gezondheid geen kwestie van een superieure erfelijkheid is, maar van een superieure voeding.
Voor de rest rapporteert mevrouw Lorimer geen enkel geval van ziekte. McCarrison noemt wat gevallen van ouderdomsstaar. Dit komt waarschijnlijk door het ultraviolet licht, dat op deze hoogte vrij intens is. Verder zijn er wat oogirritaties door de rook in huis van het kookvuur zonder schoorsteen.
Infectieziektes komen niet of nauwelijks voor. Van degeneratieve ziektes, zoals bijvoorbeeld kanker en reuma worden geen voorbeelden genoemd. Psychische ziektes, zoals depressies en schizofrenie worden eveneens niet genoemd. Het overlijden van een kind wordt bedroefd, maar zonder trauma’s of depressies verwerkt. De enige ongezonde gewoonte, die de Hunzakuts hebben, is dat er wat tabak gerookt wordt door de mannen. Een vrouw die haar man echt verwennen wil, verbouwt in haar groentetuin wat tabaksplanten.
De vrijwel volmaakte fysieke gezondheid van de Hunzakuts komt tot uiting in hun perfecte fysieke ontwikkeling en hun ongeëvenaard groot uithoudings- en prestatievermogen. Hun psychische gezondheid komt tot uiting in hun intelligentie, hun altijd goede humeur, hun strikte eerlijkheid en in hun volstrekte betrouwbaarheid. Dit resulteert in een gezonde samenleving, waarin de mensen op harmonieuze wijze samenleven, zonder dat dit gedrag afgedwongen moet worden door politie en gevangenis. Zo’n samenleving is efficiënt en economisch.
Er behoeven geen maatschappelijke energie en schaarse middelen gestoken te worden in het controleren en afdwingen van het gewenste sociale gedrag en in de gezondheidszorg.
Exact hetzelfde beeld vond Weston Price bij de bevolking van het dal van de Loetschen in Zwitserland, waar ook geen noodzaak was voor een dokter, politie of gevangenis.
Pottenger vond dit zelfde sociale gedrag bij zijn goed gevoede en gezonde katten. McCarrison had dezelfde resultaten bij zijn goed gevoede gezonde ratten. Omgekeerd vonden zowel Pottenger als McCarrison dat slecht gevoede katten en ratten niet alleen ziek werden, maar ook vervielen in geweld en agressie en bij ratten zelfs in kannibalisme.
Nu kunnen we redeneren, dat al deze waarnemingen lang geleden zijn gedaan en vaak op plaatsen ver weg van onze Westerse samenleving en dat deze dus geen relevantie hebben voor onze Westerse maatschappij. Echter ook recent onderzoek in onze eigen Westerse maatschappijen vindt dezelfde samenhang tussen gezonde voeding, fysieke en geestelijke gezondheid, intellectuele ontwikkeling en vooral agressie.