12.1) De Bio-Elektronica

De bio-elektronica is een techniek die de staat van een waterige oplossing van een stof of een levend organisme karakteriseert bij een gegeven temperatuur. Bij de mens worden hiervoor drie kenmerken gemeten van het levende aderlijk bloed (aderlijk bloed in vivo), van het speeksel en van de urine. Deze kenmerken zijn de zuurgraad, de mate van oxidatie versus reductie en de weerstand. In de volgende paragrafen worden deze kenmerken kort beschreven. Wij zullen ons in deze beschrijving vooral richten op de zuurgraad en de mate van oxidatie/reductie van het aderlijk bloed in vivo om van deze gecompliceerde zaken in zo kort mogelijk bestek enigszins een indruk te kunnen geven. Om deze kenmerken te kunnen meten heeft Vincent meetapparatuur ontwikkeld. Later is deze apparatuur door Morell en nog later door Greenberg verder ontwikkeld.

Ook de NASA heeft apparatuur ontwikkeld volgens de principes van de bio-elektronica om de staat van gezondheid van haar astronauten in de ruimte te kunnen volgen (patent USA 3.151.052 van 29.09.1964).

Het overzicht dat onderstaand gegeven wordt, is zoveel mogelijk versimpeld om het begrijpelijk te houden. Voor een overzicht op wetenschappelijk niveau, zie “Precis de Bioelectroniqu selon L.C. Vincent” van Cannenpasse en Danze. Cannenpasse is hoogleraar in de Wis en Natuurkunde.

Het aderlijk bloed van gezonde mensen is volgens Vincent relatief rijk aan elektronen (gereduceerd), is neutraal tot zwak basisch en vertoont een weerstand die in een bepaald gebied ligt. Deze weerstand is een maat voor de concentratie van ionen in het aderlijk bloed. Deze drie kenmerken geven de staat  weer van het biologische terrein van het menselijk lichaam als ze ook gemeten worden in de urine en in het speeksel. Een moderne naam voor de bio-elektronica is dan ook Biologische Terrein Analyse (BTA).

Wil een bepaalde ziekte kunnen ontstaan, dan moet het biologische terrein van het lichaam gunstige voorwaarden bieden voor de ontwikkeling van de bacterie, virus, schimmel of parasiet in kwestie. In de gangbare medische wetenschap is bekend dat om een bepaalde bacterie te kunnen kweken er exacte omstandigheden in het kweekschaaltje aanwezig moeten zijn. Met andere woorden, het biologische terrein van het kweekschaaltje moet geschikt zijn voor de groei van deze ene bepaalde bacterie.
Hetzelfde geldt volgens Vincent voor het menselijk lichaam. Een van de gunstige bacteriën bijvoorbeeld in het  menselijk darmstelsel heet acidofilus. De naam zegt het al acid betekent zuur en filus betekent minnend. Deze bacterie is een zuurminner. Hij heeft dus een zuur biologisch terrein nodig om te kunnen floreren. Als de darmen plaatselijk onvoldoende zuur zijn dan zal deze bacterie zich daar niet of onvoldoende kunnen handhaven. Wordt de mond echter te zuur dan kan deze bacterie zich daar vestigen. Een van de maatstaven voor tandbederf die Weston Price hanteerde was het aantal acidofilus bacteriën in de mond.

12.1.1) De zuurgraad (pH)

Als eerste kenmerk hanteert Vincent de zuurgraad, de pH (potentiel Hydrogen), van water of een vloeistof. Dit is de concentratie van H+ ionen of van protonen in een waterige oplossing. Hoe zuurder een oplossing is hoe meer H+ ionen in een vloeistof voorkomen en hoe zuurder die vloeistof proeft. Azijn of citroensap bijvoorbeeld smaken zuur. De pH is dus niet alleen een scheikundig begrip, maar ook een biologisch begrip uit de levende natuur, dat door de mens zonder hulpmiddelen met zijn smaak is waar te nemen.
In de behandeling van het zuur / base evenwicht bij Kousmine is de pH uitgebreid aan bod gekomen. We roepen in herinnering dat de schaal van de pH  loopt van 0 (het zuurst) via 7, (neutraal) tot 14 (het meest basisch). Verder is deze schaal logaritmisch. Dat wil zeggen een vloeistof met een pH van 6 bevat 10 maal zoveel H+ ionen als een vloeistof met een pH van 7.
De hoogte van de zuurgraad (pH) en de mate van oxidatie versus reductie (rH²) zijn afhankelijk. Dat wil zeggen als de pH omhoog gaat, dan gaat de rH² ook omhoog. De pH wordt altijd eerst gemeten en de rH² als tweede.

Bij sportieve jonge Franse volwassenen met een blakende gezondheid vond Vincent in 1950 als ideale waarde voor de zuurgraad van het aderlijk bloed een pH van 7,07 en een rH² van 21. Tegenwoordig wordt voor jonge gezonde volwassenen in de bio-elektronica een pH van 7,2 tot 7,3 gevonden en een rH² van minstens 22. Deze verschuiving in een meer basische en meer geoxideerde richting betekent dat de gezonde jonge volwassenen van tegenwoordig (veel) minder gezond zijn dan die van vijftig jaar geleden. Iets wat al bekend was uit de sterk teruglopende resultaten van de keuringen voor de militaire dienstplicht in de Westerse wereld. De gangbare geneeskunde noemt een pH van 7,4 van het aderlijk bloed normaal. De referentie groep is hier echter de gezonde gemiddelde mens en niet jonge gezonde volwassenen.

Enkele voorbeelden van de pH:

Gezond aderlijk bloed (1950) 7,07 (ideaal, Vincent 1950)
Gezond aderlijk bloed (2000) 7,2 –7,3 (Cannenpasse, 2000)
Aderlijk bloed van een kanker patiënt: 7,8 (basisch)
Urine van gezonde jonge volwassenen: 6,8 (ideaal, Vincent 1950)
Urine van een mens zonder klachten 5,8 (zuur, Pinon 1997)
Urine van een kanker patiënt: 5,0 (te zuur, verlies van protonen)
Sinaasappelsap: 3,2 (zuur, aanvoer van protonen)

12.1.2) Oxidatie versus reductie

Als tweede kenmerk wordt de mate gemeten waarin de waterige oplossing rijk aan elektronen is of juist arm. Is de oplossing relatief rijk aan elektronen dan noemen we hem  gereduceerd. Is de oplossing arm aan elektronen, dan noemen we de oplossing geoxideerd. Oxidatie is herkenbaar voor de menselijke smaak door bijvoorbeeld het ranzig smaken van geoxideerde boter of spijsolie en het oud smaken van geoxideerd brood. Voor het zicht is oxidatie bijvoorbeeld herkenbaar door het bruin worden van een pas geschilde appel. Reductie is nog het meest herkenbaar door de gewaarwording van versheid. Hoewel oxidatie en reductie dus technische begrippen lijken, zijn het wel degelijk ook biologische begrippen ontleend aan de levende natuur, die door de mens direct zijn waar te nemen middels zijn smaak.

De mate van oxidatie of reductie, de concentratie van elektronen (le potentiel électronique), geeft Vincent aan met het symbool rH². Zijn schaal voor de rH² loopt van de 0 (heel rijk aan elektronen en dus heel gereduceerd) via 28 (neutraal) naar 42 (heel arm aan elektronen en volstrekt geoxideerd). Ook deze schaal is logaritmisch. Een rH² van 21 betekent dat er 10 maal zo weinig elektronen in de vloeistof aanwezig zijn als bij een rH² van 20. Met andere woorden een rH² van 21 betekent dat de vloeistof 10 maal zo geoxideerd is als bij een rH² van 20. Oxidatie is een verlies aan elektronen en reductie is een winst aan elektronen.Vincent berekent met behulp van de formule van Nernst de rH² op basis van het redox potentieel E en de pH van de vloeistof.

Als we ons herinneren hoe Dr. Schnitzer de nadruk legt op het feit dat voeding vers, rauw en dus niet geoxideerd mag zijn en hoe hij er de nadruk op legt dat de bewerking zo moest plaatsvinden, dat het voedsel niet zou oxideren, dan zien we een eerste verband tussen rauwe en verse voeding en de rH².
Het toepassen van antioxydanten, elektronen donoren, zoals bijvoorbeeld vitamine C is een illustratie van het belang van de bestrijding van de oxidatie door vrije radicalen in het lichaam zelf. Hier zien we het verband van de rH² met de toepassing van antioxydanten.
In de bossen, aan zee en in de bergen komen in de lucht relatief veel negatieve ionen voor. Dit zijn moleculen met een extra elektron, dat los gebonden is. Deze relatief gereduceerde omgevingen worden algemeen als gezond ervaren en daarom gaan we er ook naartoe in de vakantie. Het biologische terrein waarop bijvoorbeeld tuberculose kan ontstaan, wordt volgens Vincent gekenmerkt doordat het aderlijk bloed te geoxideerd is. Door de inademing van negatieve ionen wordt dit geoxideerde aderlijk bloed gereduceerder. Tuberculose klinieken waren  vroeger ook in de bergen (Davos), aan zee en in de bossen gevestigd.

Dat dit niets met buitenlucht alleen te maken heeft, blijkt wel uit de praktijk in sommigen voormalige Oostblok landen en onderdelen van de Sovjet Unie. Hier werden zieken diep onder de grond in zoutmijnen ondergebracht tot ze weer genezen boven kwamen. Rotszout staat makkelijk negatieve ionen af. Zoutmijnen kennen dus een atmosfeer rijk aan negatieve ionen met los gebonden elektronen en zijn dus eveneens gezonde, relatief gereduceerde, omgevingen. Een voorbeeld is de zoutmijn van Wieliczka in de buurt van Krakau in Polen. In deze zoutmijn is op 226 meter diep een ziekenhuis ingericht voor astma, long en allergie patiënten. In dit ziekenhuis zijn reeds meerdere duizenden patiënten behandeld, waarvan het onwaarschijnlijk hoge percentage van 90% genas (1).

In een bedompt café met veel sigarettenrook komen relatief veel positieve ionen voor. Deze omgeving is arm aan elektronen. Zo’n geoxideerde omgeving wordt algemeen ervaren als ongezond. Het meeroken wordt tegenwoordig dan ook in verband met het ontstaan van longkanker gebracht. Hier zien we een verband tussen de rH² en de gezondheid van het milieu.
We kunnen de rH² dus zien als een van de kenmerken van gezondheid versus ongezondheid en dit zowel voor het menselijk lichaam, voor het voedsel als voor het ons omringende milieu.
Op basis van metingen in 1950 van jonge sportieve Franse volwassenen met een blakende gezondheid noemt Vincent een rH² van het aderlijk bloed gelijk aan 21 als ijkpunt voor de ideale gezondheid. Cannenpasse noemt tegenwoordig een rH² van 22 tot 23 als ijkpunt van de ideale gezondheid. De neutrale waarde voor oxidatie versus reductie op de schaal van Vincent is 28. Bloed met een rH² van 22  tot 23 is dus zwak gereduceerd. De vraag blijft natuurlijk of dezelfde metingen bij de nog veel gezondere Hunzas in 1930 hetzelfde ijkpunt op zouden leveren.

Enkele voorbeelden van rH²:

Gezond aderlijk bloed (1950) 21 (ideaal, zwak gereduceerd)
Gezond aderlijk bloed (2000) 22 / 23
Aderlijk bloed van een kanker patiënt: 28 (neutraal)
Urine van gezonde jonge volwassenen: 24 (ideaal)
Urine van een kanker patiënt: 12 (sterk gereduceerd)
Sinaasappelsap: 17 ( gereduceerd)
Chloor: 42 (volstrekt geoxideerd)

We zien dat het aderlijk bloed van een kanker patiënt neutraal is en dat de urine sterk gereduceerd is. Bij de uitscheiding van de gereduceerde urine verliest het lichaam en daarmee het bloed voortdurend elektronen.

12.1.3) De weerstand rô

De weerstand van het aderlijk bloed is het derde kenmerk dat Vincent meet om de mate van gezondheid of ziekte vast te stellen. Dit is een maat voor de hoeveelheid elektrolyten in het bloed en daarmee ook voor de osmotische druk. Elektrolyten zijn moleculen, ionen en zouten, die een rol spelen in de geleiding van elektriciteit in het bloed. In de landbouw wordt naast de pH ook de EC, de Exchange Capacity, van de bodem gemeten. De EC is een maat voor de geleiding van elektriciteit, die de voedingswaarde van de in de  bodem aanwezige zouten weergeeft. Net zoals de weerstand bij Vincent moet de EC in de landbouw tussen bepaalde waardes gehouden worden, willen de gekweekte gewassen zich gezond ontwikkelen. Mensen die thuis wiet kweken, zorgen er zorgvuldig voor dat zowel de pH als de EC binnen de normwaarden blijven. Eigenlijk meet ook Vincent de geleiding in de oplossing en berekent hij op basis daarvan de weerstand.
De moderne Westerse mens neemt de aanwezigheid van voldoende elektrolyten in zijn voeding nauwelijks  bewust meer waar. Het toegevoegd zout en suiker van de industriële voeding bedriegen onze smaak. Topkoks echter kunnen dit nog wel.
Dieren hebben daar geen enkele moeite mee. Koeien bijvoorbeeld gaan altijd zonder aarzelen voor dat gras of dat hooi dat het rijkst aan mineralen is. Albrecht heeft dat in proeven overtuigend aangetoond2).

Bij jonge Franse volwassenen met een blakende gezondheid mat Vincent in 1950 een weerstand van het aderlijk bloed in vivo tussen de 190 en de 210 ohm per cm/cm². In dit gebied noemt hij de weerstand dus gezond. Vincent constateert dat naarmate de leeftijd toeneemt de weerstand van het aderlijk bloed afneemt. Dit is eveneens het geval bij een belasting met zware metalen. Bij een tekort aan mineralen en spoormineralen neemt de weerstand toe. Dit laatste is ook het geval bij bepaalde psychoses.

Enkele voorbeelden van rô:

Zwaar belaste ochtend urine : 30 (normaal)
Gezond aderlijk bloed 210 (ideaal)
Bloed van een kanker patiënt: 140 (veel te laag)
Mont-Roucous (bronwater) : 40.000 (zeer goed)
Volvic (bronwater) 6.000 (net voldoende)
Vittel (bronwater) 960 (veel te laag)

De weerstand is een kenmerk dat erg belangrijk bleek te zijn voor de kwalificatie van water. Water dat een hoge weerstand heeft, zoals het bronwater van Mont-Roucous met een weerstand van 40.000 ohm, blijkt erg gezond te zijn. Dit water is van nature erg zuiver en bevat slechts 19mg aan droge stof per liter bij een temperatuur van 180 graden Celcius. Verder bevat het silicium. Volvic, ook een vrij zuiver bronwater, voldoet net aan de normen van de Bio-elektronica voor gezond water met een weerstand van 6.000 ohm per cm²en bevat relatief veel silicium. Spa Reine ook wel Spa blauw genoemd is een derde gezond bronwater met een weerstand van 15.500 ohm.

VERVOLG

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


negen − = 4