2) De Gezondheid van Mensen en Ratten

 

In 1936 gaf een Schotse arts, Sir Robert McCarrison, voorheen hoofd van het Bureau voor Voeding Onderzoek in Brits India een serie van drie lezingen voor de Royal Society of Arts in het kader van de zogenaamde Cantor Lectures.

De stelling die in deze lezingen onderbouwd werd, is dat:
“The greatest single factor in the acquisition and maintenance of good health is perfectly constituted food”.

Deze Cantor Lectures kunnen gezien worden als het eerste begin van een wetenschappelijke bewustwording van het belang voor de gezondheid van gezonde voeding. Deze Cantor Lectures zijn uitgegeven als boek onder de titel “Nutrition and National Health” (1).

Het was Sir Robert opgevallen dat de verschillende bevolkingsgroepen van het voormalig Brits India, elk met hun eigen strikte voedingsgewoonten, in hun algemeenheid grote verschillen vertoonden in lengte, lichaamsgewicht, uithoudingsvermogen, prestatievermogen en gezondheid.  De lichamelijke ontwikkeling en gezondheid van de noordelijke bevolkingsgroepen was opmerkelijk veel beter, dan die van de zuidelijke, oostelijke en westelijke bevolkingsgroepen. Tegelijk constateerde hij een gestage afname van de kwaliteit van de voeding vanuit het noorden naar de andere windrichtingen. Een afname met betrekking tot de hoeveelheid en kwaliteit van de eiwitten en vetten, de kwaliteit van de granen, het gehalte aan mineralen en vitaminen in de voeding en de evenwichtigheid van de voeding als geheel.

Hoewel McCarrison dit niet noemt, is opvallend dat, als men de kaart van het voormalig Brits India bekijkt, de noordelijke gezonde volkeren in of tegen het hooggebergte wonen van de Himalaya en de Hindu Kush. Naar het Zuiden, Oosten en Westen wordt het Indiase subcontinent relatief veel lager.

De voeding van de noordelijke bevolkingsgroepen kan in vier groepen ingedeeld worden.

  1. De eerste groep bestond uit chapatti, volkoren tarwe, vers gemalen,  niet gerezen, heel lichtjes gebakken en meteen gegeten al dan niet met dun boter. Alle eiwitten, vitaminen, mineralen en andere voedingsstoffen uit de volle tarwekorrel worden daarmee nauwelijks verhit geconsumeerd. Als chapatti niet meer vers is, smaakt het vreselijk en dat zorgt ervoor dat het alleen vers gegeten wordt.
  2. De tweede groep was verse rauwe melk, niet gepasteuriseerd of gehomogeniseerd, en daarvan afgeleidde melkproducten.
  3. De derde groep bevatten de zaden van peulvruchten, die al dan niet gekiemd gegeten werden.
  4. De vierde groep tenslotte bestond uit groenten en fruit. In zijn algemeenheid werd er weinig vlees gegeten ongeveer één keer per week. Alleen de Pathanen aten relatief veel vlees. Ook zij verheugden zich echter in een uitstekende gezondheid

In de andere delen van India was niet tarwe maar rijst de hoofdvoeding. Sir Robert kwalificeert rijst in vergelijking met tarwe als een relatief armzalige graansoort. De rijst wordt ontdaan van zijn vlies, gepolijst, vaak gewassen en gekookt. Door al deze behandelingen wordt de rijst grotendeels ontdaan van zijn eiwitten, vitaminen en mineralen en houdt men vooral de koolhydraten over. In feite consumeerde men lege calorieën, wel brandstof, maar geen of  weinig bouwstoffen. Daarbij kwam dat er heel weinig verse rauwe melk of melkproducten geconsumeerd werden.
Er zijn weinig bruikbare eiwitten voorhanden in zo’n dieet en de kwaliteit van die eiwitten is onder de maat. Groenten en fruit werden slechts incidenteel genuttigd. Vlees werd vaak, uit geloofsovertuiging, in het geheel niet gegeten. Kortom een eigentijdse variant van junkfood.

Dat rijst een relatief armzalige soort  graan zou zijn, moet gezien worden als een vooroordeel van een Engelse tarwe eter met alleen maar ervaring in het voormalig Brits India. Er zijn voorbeelden te geven van bevolkingsgroepen in Japan en Vietnam, die op een rijstdieet indrukwekkende fysieke  prestaties neerzetten. Het is niet alleen de behandeling van de rijst, die maakt dat de voedingswaarde grotendeels verloren gaat. Met name de vruchtbaarheid van de bodem waarop de rijst geteeld wordt, is zeer belangrijk voor de resulterende voedingswaarde van de rijst. Hetzelfde geldt uiteraard voor tarwe. Ook daar bepalen de vruchtbaarheid van de bodem en de behandeling van de volle tarwekorrel de voedingswaarde. De voedingswaarde van witbrood gemaakt van tarwe, verbouwt op een relatief onvruchtbare bodem en gemest met kunstmest, heeft een voedingswaarde die ook ver onder de maat is.

Sir Roberts hypothese was dat de verschillen in fysieke ontwikkeling en gezondheid verklaard konden worden door de voedingsgewoonten van de  verschillende bevolkingsgroepen. Deze hypothese werd getest met behulp van ratten. Hij had een albino rattensoort gefokt op het dieet van de Sikhs en de Pathanen, de  gezondste noordelijke bevolkingsgroepen. Deze ratten kregen jongen en nadat zij gespeend waren, werden op deze jongen de voedingsproeven uitgevoerd met de voeding van de uitgesproken gezonde bevolkingsgroepen, de Sikhs en de Pathanen. Verder werd de voeding beproefd van de bevolkingsgroepen, die als minder gezond gekwalificeerd werden, de Maharatta, Gurkha en de  Kanarese. Tenslotte kregen de ratten ook de voeding van de uitgesproken ongezonde bevolkingsgroepen, de Bengali en Madrassi.

Diervoeding: Ratten

Het resultaat was zoals verwacht. Ratten die de voeding kregen, van de gezonde noordelijke bevolkingsgroepen, de Sikhs en de Pathanen mochten zich verheugen in een uitstekende gezondheid. Ratten, die het dieet kregen van de Bengali en de Madrassi hadden een uitgesproken slechte gezondheid. Ratten die het dieet kregen van de Maharatta, de Gurkha en de Kanarese hadden een gezondheid die tussen deze twee uitersten lag.

De ratten op de voeding van de Sikh en de Pathanen hadden een uitstekende fysieke ontwikkeling en waren nooit ziek. Er waren geen sterfgevallen door natuurlijke oorzaken, er was geen sprake van overlijden van drachtige vrouwtjesratten en ook de  jonggeboren ratten bleven allen in leven. Wel waren er een aantal overlijdensgevallen te betreuren door ongevallen. Deze ratten werden gevoed met chapattis met dun boter, gekiemde zaden en peulvruchten, verse rauwe wortelen, verse rauwe kool zoveel als ze maar hebben wilden. Verder kregen ze verse rauwe melk, eens per week een kleine portie vlees  met been en een overvloed aan water om te drinken en zich te wassen. Behalve af en toe een lintworm cyste hadden deze ratten geen zichtbare vorm van ziekte.

De ratten op het dieet van de Bengali en de Madrassi werden gevoed met witte, gekookte rijst, peulvruchten, kruiderij en een beetje melk.
Alle denkbare ziektes van de verschillende organen werden geconstateerd. Longziektes, keel- neus- en oorziektes, oogziektes, ziektes van het maagdarmkanaal en de lever, ziektes van de urinewegen, ziektes van de voortplantingsorganen, huidziektes, bloedziektes, lymfeziektes, ziektes van het endocriene systeem, ziektes van het zenuwstelsel en hartziektes. Ongeveer de situatie in onze tegenwoordige ziekenhuizen. Hersenziektes werden niet bepaald, omdat dat te tijdrovend was. De voortplanting geschiedde moeizaam, vrouwtjesratten konden niet drachtig worden, overleden terwijl ze drachtig waren, of aborteerden spontaan. De sterfte onder de jongen was hoog. Opmerkelijk is dat er geen kankers gerapporteerd werden. Er werden voorts geen genetisch superieure ratten gevonden, die zich op deze ondermaatse voeding toch gezond konden ontwikkelen.

Een later experiment van McCarrison gaf inzicht in mogelijke maatschappelijke consequenties als gevolg van ongezonde voeding. Ratten kregen de voeding van de armere klassen van Engeland in die tijd. Wit brood, margarine, gesuikerde thee, gekookte groenten, vlees uit blik en goedkope jam. Op deze voeding groeiden de ratten slecht en ontwikkelden wat men zenuwzwakte bij ratten kan noemen. Zij begonnen hun verzorgers te bijten en werden ook onderling agressief. Vanaf de zestigste dag begonnen zij hun zwakkere soortgenoten te doden en op te eten.
Bedacht moet worden dat de ouders van deze ratten een uitstekende voeding genoten hadden, een uitstekende gezondheid hadden en dat deze ratten in de fase van conceptie, dracht en toen ze gezoogd werden dus ook uitstekend gevoed waren. In dit verband kunnen we ons afvragen of de gestage groei van agressie, vandalisme, zinloos geweld en criminaliteit in onze huidige maatschappij terug te voeren is op de kwaliteit van onze moderne industriële voeding.

Deense Oorlogsdieet

In de voetsporen van McCarrison bestudeerde ook G. T. Wrench de samenhang tussen voeding en gezondheid. Hij was een Engelse doctor, die minder geïnteresseerd was in ziekte, maar des te meer in gezondheid. In “The Wheel of Health” (2) dat in 1938 verscheen, geeft hij een totaal overzicht van wat er in zijn tijd over de relatie tussen voeding en gezondheid bekend was.
Hij beschrijft onder meer het Deense “experiment” in de samenhang tussen voeding en gezondheid. Nadat de VS de oorlog verklaarde aan Duitsland in de eerste wereldoorlog werd Denemarken geblokkeerd en kreeg het geen Amerikaans graan meer, omdat dat mogelijk doorgevoerd zou worden naar Duitsland. Denemarken gebruikte het Amerikaanse graan om zijn  bevolking van 3.5 miljoen mensen en 5 miljoen stuks vee te voeden. Door de blokkade was er nu een tekort aan graan. Onder leiding van Professor Mikkel Hindhede, directeur van het Staatsinstituut voor Voedselonderzoek en voedseladviseur van de Deense regering werd besloten om 80 procent van de varkens te slachten en ongeveer 16 procent van de koeien. Het lokaal verbouwde graan, dat niet langer door het vee gegeten werd, kon daardoor geconsumeerd worden door de Denen zelf.

De voeding van de Denen bestond nu uit volkorenbrood met veel grove zemelen, pap, groenten, aardappelen, knol en wortel groenten, melk, boter en fruit.
Hiermee gingen de Denen terug naar een dieet dat hun voorvaderen eeuwenlang gegeten hadden voordat het goedkope Amerikaanse graan ter beschikking kwam en de vlees en eieren productie op gang kwam.
De productie van sterke drank uit graan en aardappelen werd verboden en de productie van bier werd gehalveerd. Er bleef een geringe hoeveelheid vlees beschikbaar, vooral voor de boeren en de mensen die het betalen konden.

Deze voedingsmaatregelen begonnen in maart 1917 en werden streng uitgevoerd vanaf oktober 1917 tot oktober 1918. Niet alleen bleef de Deense bevolking goed gevoed, maar de gezondheid verbeterde aanzienlijk. Dit kwam statistisch tot uiting   een daling van het sterftecijfer van 12,5 naar 10,4 per duizend. Hindhede stelde dat het in die tijd het laagste sterftecijfer was dat ooit geboekt was in Europa.

In de tweede wereldoorlog zijn overigens dezelfde soort verbeteringen in de gezondheidstoestand van de bevolking als gevolg van de voedseldistributie gedocumenteerd. Met name in Engeland, Duitsland en Frankrijk. In Frankrijk is ooit een studie gepubliceerd naar de verbetering in de gezondheidstoestand in de Franse steden, waar de distributie door de Duitse bezetter streng toegepast werd, vergeleken met het platteland waar dit voor de bezetter niet mogelijk was. Het idee echter dat de Duitse voedseldistributie heilzaam was geweest, was dermate onacceptabel dat de Franse arts, die deze studie in zijn wetenschappelijke onnozelheid geschreven had, tot gevangenisstraf veroordeeld werd!

De verbetering van de Deense gezondheid werd door de vegetariër Hindhede toegeschreven aan twee factoren, minder vlees en minder alcohol. In essentie voerde Hindhede een vegetarisch dieet met gebruik van melkproducten in. Duidelijk is dat dit Deense dieet gezond was, de mortaliteit daalde immers flink. Dat de oorzaak was dat er minder vlees werd gegeten moet betwijfeld worden. De ervaringen in andere toenmalige Deense gebieden spreken dit tegen. Deze gebieden waren de Faro eilanden, IJsland en Groenland. In deze gebieden werd in vorige eeuwen voornamelijk vlees van zoogdieren, vogels, vis en schaaldieren gegeten en de gezondheid in deze gebieden werd toen als uitstekend gekwalificeerd. Van belang is om te signaleren dat vrijwel het gehele dier, de hele vogel en de gehele vis gegeten werd en dat vlees, vis of schaaldieren vaak rauw gegeten werden.

Het voorbeeld van IJsland dat Wrench noemt is bij uitstek interessant. Na de kolonisatie van IJsland in de negende eeuw werd het klimaat in de 14e eeuw kouder en werd de landbouw daardoor onmogelijk. Veeteelt en visvangst bleven wel mogelijk. De hoofdvoeding was vooral vis en vlees. Een schrijver rond 1500 rapporteert, dat er in IJsland  tachtigjarigen waren, die nog nooit brood hadden geproefd. In plaats daarvan werd er, naast zeegroenten, schaaldieren, vis en vlees gegeten. Hout om te stoken of te koken was schaars. IJsland was vrijwel van zijn bossen ontdaan en het was vooral aangespoeld wrakhout dat als brandhout gebruikt werd. Tot 1850 was er geen sprake van tandbederf of engelse ziekte en was de algemene gezondheid uitstekend. Tegenwoordig importeert IJsland onder meer wit meel, geraffineerde suiker, gedroogde vruchten en voedsel in blik. Tandbederf en vele andere ziekten komen nu veel voor.

Tandbederf wordt vaak niet gezien als een ernstige ziekte. Het is echter meestal de eerste indicatie dat het met de gezondheid bergafwaarts gaat. Bekend is dat gezonde mensen een perfect gebit hebben met goed ontwikkelde kaken, waarin de tanden en kiezen ruim plaats hebben. Ook bij dieren is dit het geval. Het gezegde dat men een gegeven paard niet in de bek moet zien, verwijst hier naar. Tandbederf als eerste indicator van de gezondheidstoestand komt in het vervolg vaak aan de orde, met name in het wereldwijde onderzoek van de tandarts Weston Price naar de gezondheid van primitieve samenlevingen.
Interessant is verder dat het dier of de vis vrijwel in zijn geheel werd gegeten en dat het resultaat een uitstekende gezondheid was. Net zoals de nauwelijks verhitte tarwekorrel, die in zijn geheel werd gegeten, aangevuld met andere “gehele” voedingsmiddelen ook in een uitstekende gezondheid resulteerde. Gezonde dieren, gezonde vogels, gezonde vissen en een gezonde tarwe- of rijstkorrel, beschikken allemaal over alle bouwstoffen, die nodig zijn om hun eigen gezondheid overeind te houden. Verder zijn deze bouwstoffen in het juiste onderlinge evenwicht. Bij bouwstoffen kunnen we denken aan eiwitten, onverzadigde vetzuren, vitaminen, mineralen etc.

Als dieren of planten niet uit eigen kracht gezond zijn en blijven, dan kunnen we ze beschermen tegen ziektes door landbouwvergiften of  antibiotica toe te passen. Dit houdt ze echter alleen maar kunstmatig gezond, dat wil zeggen, ze zijn niet ziek. Kunstmatig gezonde planten of dieren missen iets waardoor ze in principe vatbaar zijn voor ziekten. Een gebrek aan zink bijvoorbeeld, maakt vatbaar voor infectieziekten. Ook als we maar een deel van een verder echt gezond dier, vogel, vis, tarwe of rijstkorrel consumeren, dan krijgen we ook maar een deel van de voor ons noodzakelijke bouwstoffen binnen, die bovendien niet in evenwicht zijn. Als die tekorten niet in een ander gedeelte van het dieet gecompenseerd worden, dan krijgen we een tekort aan bepaalde voedingsstoffen. Het resultaat is, zoals McCarrison en anderen aangetoond hebben, dat ziekten hun kans krijgen en dat we ziek worden, of dat onze gezondheid zich bevindt in het gebied tussen ziekte en een werkelijk optimale gezondheid, dat Kollath de mesotropie genoemd heeft.

Wrench komt tot de slotsom dat het onderstaande dieet de beste waarborg vormt voor een goede gezondheid en, indien van jongs af aan gegeten, een uitstekende fysieke ontwikkeling.

  • Eet vooral “gezonde” groenten, schil ze niet, kook ze in zo weinig mogelijk water en consumeer ook het kookwater. (Consumeer tegenwoordig het kookwater alleen bij biologische groenten, anders worden de pesticides die in het kookwater overgegaan zijn ook geconsumeerd)
  • Eet groenten en rijp fruit zo snel mogelijk nadat ze geoogst zijn.
  • Eet veel salades en smakelijke rauwe wortelgroenten. (Wortelgroenten concentreren landbouwvergif, dus alleen biologische wortelgroenten eten.)
  • Drink meer melk, karnemelk en magere melk. (Alleen vers en rauw, dus niet als ze gepasteuriseerd of gesteriliseerd zijn)
  • Eet minder vlees, als graan, groenten, melk en kaas gegeten worden; eet vooral ook de organen en het vel. (Alleen bij biologisch gevoede dieren.)
  • Eet veel vers fruit in het seizoen.
  • Eet alleen zongedroogd fruit buiten het seizoen.
  • Eet gekiemde zaden met name in de winter en het vroege voorjaar.
  • Eet volkorenbrood.
  • Eet boter en kaas. (Alleen van biologisch gevoede dieren.)
  • Drink “verse” wijn. Vers betekent dat de wijn klaar is met fermenteren en voordat ze geconserveerd wordt.
  • Eet zo min mogelijk verschillende soorten voedsel per maaltijd. Dit om het de spijsvertering niet onnodig moeilijk te maken.

Hierbij moet in gedachten worden gehouden dat Wrench dit schreef  voor de tweede wereldoorlog toen nog veel groenten en aardappelen die in Engeland gegeten werden uit eigen tuin kwam. De productie van vlees, melk en melkproducten was nog “biologisch”.

Verder is opvallend dat in dit advies aanwijzingen voor de soorten voedsel, de manier van eten en de bereiding door elkaar lopen.

Het belang van een juiste bereiding wordt in de nu volgende studie van Pottenger onderstreept.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


twee − = 0